zondag 13 april 2008

Kinderkruistocht (slot)


LEZERS ZIJN GEVALLEN over de volgende zin in mijn vorige column: “(...) want een Nederlandse vrijwilliger kan en weet meer dan tien dorpsoudsten, dat is algemeen aanvaard.” En terecht. Deze uitspraak stinkt. Maar wordt nou niet boos op mij als ik U er op opmerkzaam maak dat het stinkt.

Vijftig jaar geleden stonk het nog niet. Toen verscheen het boek “The Ugly American” waarin een Amerikaan een heel land vol Indo-Chinezen leerde een steel aan een bezem te zetten - een idee waar de nazaten van Confucius en Lao Tze zelf niet op waren gekomen. Dat boek inspireerde. President Kennedy startte het Peace Corps. Nederland volgde met de Stichting Nederlandse Vrijwilligers en stuurde schoolverlaters de rimboe in om aldaar de armoede te bestrijden. Zoiets verzin je toch alleen maar als je gelooft dat Nederlandse schoolverlaters meer kunnen of weten dan al die inboorlingen?

Gelukkig leert men van mislukkingen - soms. Nederland had deze aanpak verlaten. De NGO’s, geprofessionaliseerd nu, werden de nieuwe kruisridders in de Oorlog tegen Armoede. Maar nu die geprofessionaliseerde NGO’s er ook geen bal van terecht blijken te brengen, probeert men het opnieuw met een kinderkruistocht. Inderdaad, ik overdrijf: geen kinderen, maar stagiaires en vrijwilligersgroepen, aangestuurd door toeristen die in een groepsreis van drie dagen het Ongerepte hebben Ontdekt en sedertdien de ontwikkelingsproblematiek overzien.

En ditmaal werkt het. Het geheim van het succes: zelfevaluatie.

“Ik snap niet waarom jullie zo lang doen over projectidentificatie. Ik stap in Brownsweg uit de bus voor een plaspauze, gelijk komt er een echte Boslandcreool op mij af die zegt: “Als U mij geld geeft dan zal ik wel zorgen dat het goed terecht komt. Er gaat geen geld verloren aan controle want dat doen we zelf.” Dat is de goede aanpak.” Goed, dat was een toerist met twee weken Derde Wereld ervaring.
Maar in maart 2007 kopt het tijdschrift IS bij een verslag over een vergelijkbare aanpak: “Niets blijft aan de strijkstok hangen”. En IS is het officieel orgaan van Neerlands Ministerie van Buitenlandse Zaken.

Ik geef toe, de NGO’s hebben er geen bal van terecht gebracht, geprofessionaliseerd of niet. Dan is toch elke verandering een verbetering, zelfs een kinderkruistocht?
Ik geloof dat niet.
Vervang evaluatie achteraf door zelfrapportage direct na de investering, en elk project slaagt.
De NGO’s hebben één sterk punt: continuïteit. Zij blijven in het veld, ook na de mislukkingen, en kunnen leren van fouten. Inderdaad, dat doen ze niet erg - maar toeristen en stagiaires gaan weg en zien niet eens hoe het afloopt nadat de donatie is verricht.

ER ONSTAAT EEN NIEUW beroep: counterpart. Charmante jongelui van politiek correcte huidskleur hangen rond bij toeristenkampen en plasplaatsen en leuren met projecten: inzameling van gedragen kleding en ongesorteerde schoolboeken voor toeristen op sandalen, bouw van poliklinieken en opleidingscentra voor toeristen met Rotaryspeldjes. Sommige counterparts zitten al een decennium in het vak, hebben een assortiment projecten opgebouwd die eindeloos herhaald kunnen worden, geen ingewikkelde probleemanalyses of evaluaties ... en no strings attached. Want zelfs een donor die merkt opgelicht te zijn, komt geen verhaal halen maar trekt zich gedesillusioneerd terug en dan komt er wel weer een andere.

Wel, als je deze couterparts tot de doelgroep rekent, dan blijft inderdaad niets aan de strijkstok hangen.

Een tweede rectificatie.
In dezelfde column schreef ik “(...) maar dat bewijst natuurlijk alleen maar dat de Medische Zending slecht functioneert.” Natuurlijk stinkt dat ook. Ik onderschrijf deze uitspraak zelf niet. Er is één NGO in Saamaka die presteert: de Medische Zending, die al decennia het binnenland gezond houdt en goed ook. Hun werk moet daarom worden overgenomen door toeristen, thuiszorgclubs of de overheid.

Dit was het laatste bericht uit Saamaka